Het Griekse Syndicaat
Een van de bekendste ‘spelers’ van de 20e eeuw was eigenlijk een groep van gokkers die bekend staat als de Griekse Syndicaat.
De naam kan beelden oproepen van de georganiseerde misdaad en de onderwereld, maar de werkelijkheid was veel minder sinister. Er waren vijf leden van het syndicaat , niet allemaal Grieks: Zaret Couyoumdjian (Armeens), Francois Andre (Frans) , Eli Eliopulo (Grieks) , Anthanase Vagliano (Grieks) en Nicolas Zographos (Grieks).
Het Griekse syndicaat werd in 1919 opgericht in Parij . Eliopulo en Zographos had besloten om vanuit Griekenland te vertrekken naar Parijs om hun gokvaardigheden daar te benutten, als bookmakers en regelmatige Baccarat-spelers in de Parijse clubs. Daar ontmoetten ze Couyoumdjian, toen al broodgokker. Gedrieen namen ze het op tegen ‘het huis’ in menig casino. Vagliano ‘The Greek’ sloot zich later bij hen aan; zijn vermogen uit de scheepvaart hielp hen bij het opzetten van een fatsoenlijk startkapitaal. Andre maakte niet veel later het team compleet.
Gedurende de jaren 1920 en 1930 domineerde het syndicaat de hoogste limieten in de meest exclusieve casino’s van Parijs, Cannes en Monte Carlo. De heren zouden spelen met de rijkste mannen en vrouwen die ze konden vinden, waaronder bekende namen zoals de Ago Khan , de voormalige koning van Egypte en Baron Henri de Rothschild. Men boekte gezonde winst en kon leven van het gokken. Een groot deel van de credits gaan daarbij naar de geweldige wiskundige vaardigheden van Zographos, gekoppeld aan diens duizelingwekkend goede geheugen. Zo wist hij of de slof kaarten gunstige kaarten voor Punto of Banco bevatte en daar paste het syndicaat de inzetten op aan. Daarnaast boekte Zographos psychologisch voordeel tijdens poker en andere weddenschappen, doordat hij precies wist hoeveel zijn tegenstanders hadden gewonnen of verloren. Ook kon hij als geen ander inschatten wat voor kaarten ze in handen hadden aan de hand van hun inzetverleden.
Grote gokkers daagden het syndicaat uit, maar kwamen meestal van een koude kermis thuis. Zographos werd alleen maar gevreesder. Zijn insigne werd de ruiten-negen, omdat deze kaart hem ooit van de ondergang redde: na een zeldzame ‘losing streak’ kon alleen een negen uit de slof zijn hand – en zijn beurs – nog redden en die verscheen. Daarna begon hij weer te winnen en maakte hij alle verlies goed. De kaart werd zijn symbool: hij zette hem op z’n sigarettendoos, manchetknopen en de vlag op z’n jacht. Bovendien was het een wijze les: nooit meer zou het syndicaat zoveel risico nemen, nooit meer zou het tot de laatste cent gaan.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd gokken overal in Europa aan banden gelegd en stopte het Syndicaat. Inmiddels zijn de oorspronkelijke leden dood, maar de mythe wil dat ze opgevolgd zijn en er nog steeds een Grieks Syndicaat de tafels onveilig maakt…